Voorschotensch Paradijsje
Ik dreef in mijn bootje al op den vliet,
en vond in het ruischende oeverriet
een holleken, knus en alleene.
De golfjes kabbelden oeverwaard,
zoo stille, zoo trage. zoo Hollandsch-bedaard;
een vogelken vloog langs mij heen.
en ’t zong er zijn lustige lentewijs
zoo jolig, als waar’ het in ’t Paradijs.
O vogelken, o lief diertje,
wat heb je mij toch een goed gedaan,
met zoo vroolijk en vriendelijk uit te slaan
je schuldeloos levenspleziertje!
Nellie van Kol (grootmoeder van drs P)
gewoond in voorschoten (1851 -1930)