BIJ KAARSLICHT
De kaars brandt in de fles,
de fles staat op de bar,
zondagavond-stil
zitten we samen.
Ik zie hoe de kaars brandt
in de ruimte die het zwijgen
ons laat; het wordt later
en naar ik hoor, stiller nog.
En zittend zie ik hoe de kaars brandt,
hoe de vlam rilt.
Steeds zie ik
hoe de kaars brandt,
hoe de tijd smelt
en verdampt.
Cobi Nieuwstad (1949)